>>>  Laatst gewijzigd: 18 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Waarden en normen

Kennis van expliciete waarden en normen

Nu blijven waarden en normen niet altijd impliciet. Op allerlei manieren uiten mensen hun waarden en normen en ondanks alle bekende communicatieproblemen tussen mensen zullen ook daar geregeld waarden en normen tot uitdrukking komen.

Het zou denk ik goed zijn als mensen zich meer zouden verdiepen in de (non)verbale communicatie met hun medemensen en in de problemen die daarmee verbonden zijn. Op die manier leren mensen ook om waarden en normen te herkennen. Het is bijvoorbeeld belangrijk om vertrouwd te raken met waarderend en normatief taalgebruik, wat betekent dat men moet leren zien op wat voor manier mensen hun waarden en normen in taal omzetten en op wat voor manier men via de taal kennis kan verwerven van die waarden en normen. Ik wil hier kort een aantal aspecten ervan uitwerken.

Een voorbeeld

Iemand wandelt op een zandpad, ziet iets liggen dat hem opvalt omdat het contrasteert met de kleur en de vorm van het zandpad en met de kleuren en vormen van het gras, de struiken en de bomen in de omgeving. Dichterbij gekomen meent hij aanvankelijk te weten wat er ligt, hij besluit het op te rapen. Terwijl hij zich bukt, voelt hij een paar pijnlijke rugspieren en er schiet hem een herinnering te binnen met betrekking tot de conditietraining van de avond te voren. Vrijwel meteen richt zijn aandacht zich echter weer op het voorwerp dat hij besloot op te rapen. Hij ziet de kleuren en de vorm van het ding, hij schat het gewicht, hij betast de oppervlakte, hij probeert het thuis te brengen en zoekt daartoe zijn geheugen af om herkenningspunten te vinden. Intussen is hij alweer overeind gekomen en loopt verder over het zandpad, maar zijn aandacht is nog steeds bij het gevonden voorwerp. Hij verwondert zich over de vindplaats, hij bewondert de vorm en de kleuren van het ding, hij vraagt zich af wat de geldwaarde ervan is en waar het toe dient. Hij bedenkt een aantal mogelijkheden om een antwoord op die vragen te krijgen, hij denkt aan een vriendin van hem die werkzaam is in een antiekzaak en die waarschijnlijk meer over het ding kan vertellen.

Zo gauw mensen de behoefte hebben om hun interpretatie, om hun betekenisgeving van de werkelijkheid over te dragen naar andere mensen hebben ze een symbolensysteem nodig waarmee alle informatie die ze kwijt willen zich laat communiceren. De in het voorbeeld genoemde wandelaar zou er niet in slagen ook maar iets van zijn ervaringen te vertellen aan vrienden en bekenden, als die andere mensen niet hetzelfde symbolensysteem zouden hanteren om hun ervaringen in uit te drukken als hij. Als hij zijn ervaringen zou beschrijven aan de hand van een reeks symbolen die niemand anders kent, zou ook niemand anders hem begrijpen. Het uitwisselen van betekenis dragende informatie vraagt dus om een symbolensysteem waarvan de symbolen en de regels ter combinatie ervan aan alle leden van de groep bekend zijn tussen wie die informatie gecommuniceerd moet worden.

Het meest vanzelfsprekende voorbeeld van een symbolensysteem is de natuurlijke of alledaagse taal. Omdat mensen in staat zijn tot het gebruiken van een natuurlijke taal zijn ze tegelijkertijd in staat de ervaringen die ze in de werkelijkheid opdoen te ordenen en hun waarderingen van die werkelijkheid te verwoorden en aan anderen over te dragen. Wanneer mensen een verschillende natuurlijke taal spreken, ontstaan er dus problemen in het overdragen van ervaringen en waarderingen. Maar ook wanneer mensen dezelfde natuurlijke taal spreken kan er sprake zijn van dit soort problemen. De betekenis die de woorden van een taal hebben is immers ook binnen één taalgemeenschap verweven met dat deel van de werkelijkheid dat de taalgebruikers ontmoeten en met de wijze waarop deze taalgebruikers dit stuk van de werkelijkheid hebben leren ordenen, interpreteren, en waarderen. Dat is één verklaring voor het feit dat mensen elkaar zo vaak niet begrijpen, al pikken mensen van elkaar wel de feitelijke informatie op die in de woorden wordt overgedragen. De evaluatieve kant van taal, de gevoelswaarde van woorden kan verwaarloosd zijn. Vandaar dat ik het belangrijk vind dat mensen oog en oor krijgen voor precies dat waarderende (en normatieve) taalgebruik wanneer het belangrijk is kennis op te doen van de waarden en normen van andere mensen.

Waarderend en normatief taalgebruik

Allereerst moet men daartoe oog krijgen voor waarderingswoorden. Dat zijn dus alle woorden (en dat zijn er nogal wat) die mensen gebruiken om hun waardering over iets of iemand uit te drukken. Dat kan variëren van 'niet best', 'erg leuk', 'wenselijk', en dergelijke, tot aan 'te gek', 'prachtig', 'bewonderenswaardig' en zo verder. Het wezenlijke is dat iemand in haar/zijn taalgebruik altijd zal laten blijken wat zij of hij wenselijk en niet wenselijk vindt en dat een luisteraar daarom - door goed naar iemands taalgebruik te luisteren - kan achterhalen wat de spreker al of niet belangrijk vindt.

Daarnaast is het volgende belangrijk. Het valt - wanneer je er oor voor hebt - op dat mensen in hun gesprekken al gauw praten in termen van 'horen te' en 'moeten' en 'mogen', wanneer het over waarden en normen gaat. Voorbeelden:

Waarden en normen hebben een verplichtend karakter en dat kun je zien aan die formuleringen in termen van 'horen te', 'moeten' en 'mogen'. Dat is vooral zo bij een specifieke onderafdeling van waarderend taalgebruik, namelijk moreel taalgebruik ('mensen horen zich...', 'vrouwen moeten ...', 'je bent toch verplicht om ...', en dergelijke), waarmee morele waarden en normen worden uitgedrukt. Door op dat soort woorden te letten is het mogelijk er achter te komen wanneer iemand waarden en normen naar voren brengt of niet en om wat voor waarden en normen het dan gaat.

Nu is het natuurlijk weer eens niet zo simpel. Er zijn wel meer manieren om een waarde of een norm in een verbaal oordeel te verpakken. Wanneer ik bijvoorbeeld zou zeggen: "Ik wil dat alle mannen goed stil staan bij de waarden en normen van vrouwen" druk ik dan ook niet een norm uit? Ik gebruik het woord 'willen', maar wil ik alleen maar wat ik zeg? Waarom wil ik dat dan zo graag? Toch zeker alleen maar, omdat ik vind dat dat goed zou zijn, kortom, omdat ik vind dat het zo hoort? Maar het is waar: het woord 'willen' kan ook in puur constaterende zinnen gebruikt worden, zoals in: "ik wil een reis naar Ibiza voor mijn verjaardag". Soms koppelen mensen aan het woord 'willen' duidelijke verwachtingen ten aanzien van anderen en gebruiken ze het woord impliciet waarderend, maar even vaak gebruiken ze dat woord tamelijk neutraal, zonder verwachtingen dat het ook nog gebeurt ook. Er is dus ook waarderend en normatief taalgebruik dat minder gemakkelijk te zien/horen is, en dat betekent dat iemand dingen kan beweren waarvan niet meteen duidelijk is of zij of hij ze waarderend en normatief bedoelt of niet. In dat geval zijn de gehanteerde waarden en normen zeer impliciet aanwezig.

Feitelijke en normatieve beweringen

Letten op waarderend taalgebruik is ook meteen een manier om te leren zien wanneer iemand een empirische (constaterende of feitelijke) bewering doet over iets of iemand of wanneer iemand een normatieve bewering of waardeoordeel naar voren brengt. Het voorbeeld

op de Nederlandse autowegen rijden ongeveer 7,5 miljoen auto's

is in principe een op statistieken gebaseerde empirische bewering, al kan de vraag weliswaar zijn of die bewering waar is of niet; de beweringen

dus er moeten meer autowegen aangelegd worden

of

dus wordt het tijd om het aantal auto's terug te dringen door een verlaging van het reiskostenforfait

zijn echter twee normatieve beweringen die allebei gekoppeld kunnen worden aan de eerdere empirische bewering maar er niet logisch noodzakelijk uit volgen en waarover men niet praat in termen van waar/onwaar. Het kunnen onderscheiden van beide soorten beweringen is in de communicatie tussen mensen erg belangrijk, maar het voorbeeld geeft al aan hoe moeilijk dat kan worden: in één zin kan een empirische bewering gevolgd worden door een normatieve bewering die een conclusie lijkt maar het niet echt is.

Binnen het kader van deze tekst is het met name belangrijk het onderscheid tussen die twee soorten beweringen te zien. Ik heb er al eerder op gewezen dat feiten en waarden twee werelden vormen en dat de wereld van de waarden een geheel andere is dan de wereld van de feiten. Mensen zouden moeten weten wanneer ze inderdaad feitelijk standen van zaken constateren op een manier die het mogelijk maakt te onderzoeken of die feitelijke constateringen ook kloppen (waar zijn). Ze zouden ook moeten weten wanneer ze waarderingen geven aan standen van zaken, dat wil zeggen: zich uitspreken over de wenselijkheid of onwenselijkheid, het behoren of niet behoren van standen van zaken, waarbij op een heel andere manier over de geldigheid ervan gesproken zou moeten worden. En in hun taalgebruik zou dat onderscheid tot uiting moeten komen doordat ze in het eerste geval empirische beweringen uitspreken en in het andere geval normatieve beweringen of waardeoordelen naar voren brengen. Helaas is dat vaak niet het geval. Mensen hebben vaak de pretentie dat ze uit feiten logisch noodzakelijk waarden kunnen afleiden, of liever gezegd: uit feitelijke beweringen logisch noodzakelijk normatieve beweringen kunnen afleiden.

Het belang van dit punt is groter dan zo op het eerste gezicht lijkt. Dat wordt duidelijker wanneer men beseft dat waarden en normen vaak gerechtvaardigd worden met een beroep op god, de natuur, de psyche van mensen, de maatschappij of anderszins. Wanneer iemand zou stellen dat vrouwen een andere lichaamsbouw hebben dan mannen die maakt dat vrouwen kinderen kunnen krijgen en mannen niet, doet hij een empirische bewering die klopt. Wanneer hij meent uit de aanwezigheid van die mogelijkheid bij vrouwen af te kunnen leiden dat vrouwen dus ook kinderen moeten krijgen of dat vrouwen die kinderen krijgen dan ook vanzelfsprekend degenen moeten zijn die de verzorging van die kinderen op zich nemen, dan maakt hij een denkfout. Het waardeoordeel volgt niet logisch noodzakelijk uit de feitelijk juiste constatering: ook andere waardeoordelen kunnen aan dat gegeven feit gekoppeld worden. In het algemeen moet men dan ook oppassen bij visies die eerst een beschrijving geven van de kosmos, of de natuur van de mens, of de wetten van de economische ontwikkeling en daarna uit die beschrijving de waarden en normen afleiden. Meestal is dat een heteronome poging om waarden en normen de status te verlenen van noodzakelijk en onveranderlijk. Waarden en normen worden dan als absoluut gezien en dat leidt niet alleen theoretisch maar ook praktisch tot grote problemen.