>>>  Laatst gewijzigd: 18 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Verantwoord handelen

Roependen in de woestijn

De moeilijkheid bij verschijnselen als vervreemding, verzakelijking, en verdinglijking is dat ze vaak niet direct waarneembaar zijn, dat het tendensen in de maatschappij kunnen zijn die zich ergens op de achtergrond voltrekken zonder dat veel mensen dat in de gaten hebben.

Die denkers die waarschuwen voor de negatieve gevolgen van wetenschap en technologie, zijn dan ook vaak roependen in de woestijn. De verworvenheden van wetenschap en techniek lijken immers zo duidelijk aanwezig. Voor zieken hebben we medicijnen en chirurgische ingrepen, voor efficiënt werken hebben we computers, en dergelijke. Wie zou dat alles willen missen? Maar het gaat vaak niet om een tegenoverstelling van "wel of niet wetenschap en techniek", maar om in hoeverre en hoe wetenschap en techniek een rol mogen spelen in het samenleven van mensen en bij maatschappelijke beslissingen.

Het denken over waarnemingen

Vervreemding moet je kunnen bedenken. Het is net als met de zon en de aarde. Vanaf de aarde zie je de zon opkomen en je zou toch zweren dat de zon beweegt en om de aarde heen draait en dat de aarde 'stilstaat'. Dat hebben mensen dan ook eeuwen gedacht. Maar hier is de directe waarneming een slecht raadsman. Andere waarnemingen - bijvoorbeeld via een telescoop - leveren tegenstrijdige gegevens op en daarmee zeer ingewikkelde verklaringen over de bewegingen van de planeten. Men is er pas via het denken over de verschillende waarnemingen achter gekomen dat het de zon is die 'stilstaat' en dat het de aarde is die om de zon heen draait. En meteen was het veel gemakkelijker om alle waarnemingen over de bewegingen van de planeten te verklaren.

Zo is het dus ook vaak met de negatieve gevolgen van wetenschap en techniek: wanneer je een stralend blauwe hemel ziet, denk je niet direct aan luchtverontreiniging. Maar die is er wel. Net zo goed als de vereenzaming van oudere mensen er wel is, ook al zie je die niet direct. En net zo goed is er daardoor - ook niet direct waarneembaar - een toenemende negatieve invloed van de maatschappij op de gezondheid van mensen. En zo voort.

Pas via het verzamelen van andere waarnemingen - wat paradoxaal genoeg ook weer wél wetenschappelijk kan gebeuren, als wetenschappers maar willen - en het bedenken van verklaringen van alles wat men waarneemt, kan men die negatieve gevolgen 'zichtbaar' maken.

De invloed van de techniek

In de hierboven beschreven maatschappelijke ontwikkelingen spelen techniek en wetenschap dus een belangrijke en centrale rol. De toename in het gebruik van technieken op allerlei terrein heeft geleid tot een bepaalde manier van denken, tot technische rationaliteit. Merk op dat wetenschap en techniek direct met elkaar te maken hebben, dat beide gericht zijn op beheersing van de werkelijkheid, en dat die beheersing gericht kan zijn op zowel de materiële als op de sociale/maatschappelijke werkelijkheid.

De invloed van de techniek is door de eeuwen heen steeds groter geworden. In allerlei boeken wordt opgemerkt dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen de rol die techniek in traditionele samenlevingen speelt en de rol die techniek in moderne samenlevingen speelt.

In traditionele werktuigculturen worden werktuigen uitgevonden om dringende materiële problemen op te lossen (bijv. het bouwen van watermolens) of om de symbolische wereld van kunst, politiek, en religie te dienen (bijv. het bouwen van kathedralen). Hier worden de cultuur en de traditie niet aangevallen: het uitvinden van nieuwe technieken werd zelfs gestuurd door die traditie en de traditie kon ook beperkingen stellen aan het uitvinden en invoeren van nieuwe technieken. De techniek is hier dus nog niet autonoom. Iets dergelijks geldt voor de Middeleeuwen: de theologie maakte uit wat de mensen moesten denken en doen, niet de technologie.

Later beginnen de technieken steeds onafhankelijker te worden. In technocratieën speelt de techniek een dominante rol: alles moet zich tot op zekere hoogte voegen naar haar ontwikkeling, het maatschappelijk leven en de sfeer van de symbolen worden in toenemende mate aan haar eisen onderworpen. De techniek wordt autonoom. Het systematische streven naar efficiëntie is het centrale kenmerk van de technopolis, en dat kan gemakkelijk ten koste gaan van de mensen zelf, aldus Postman in Technopolis (1992):

"In het werk van Frederick Taylor is mijns inziens voor de eerste keer de gedachte geformuleerd dat de maatschappij er het meest mee gebaat is wanneer mensen ter beschikking gesteld worden aan haar techniek en technologieën en dat mensen in een bepaald opzicht minder waardevol zijn dan machines."(p.61)

Hoe sterk technische mogelijkheden het denken beïnvloeden wil ik illustreren aan de hand van de invloed van het uurwerk. Weizenbaum heeft daar in zijn klassieke boek Computer Power and Human Reason (1976) op gewezen en Draaisma / Vroon komen daar op terug in hun boek De mens als metafoor (1985) met vergelijkingen van mens en machine:

"Uurwerken waren de eerste autonome machines in onze cultuur. Ze vereisten nauwelijks menselijke tussenkomst. Sommige uurwerken werkten bijna wrijvingsloos, zodat zij maar eens in de paar jaar hoefden te worden opgewonden en dan hooguit een paar seconden voor- of achterliepen. Uurwerken waren ook in een ander opzicht autonoom. Tijdmeters ontwikkelden zich in de samenleving tot een zelfstandige macht. Men dacht met klokken greep op de tijd te krijgen, maar het omgekeerde gebeurde: de tijd kreeg dank zij de tijdmeters de mens in zijn greep. Een samenleving die zich had ingesteld op globale ritmen in natuurlijke gebeurtenissen, zoals de wisseling van dag en nacht, ging zich meer en meer richten naar de ijzeren regelmaat van uurwerken.

Men gaf het uurwerk een prominente plaats. Kathedraalklokken torenden letterlijk boven de gemeenschap uit. Vanaf die verheven positie reguleerden ze het sociale leven. Toen tegen het einde van de zestiende eeuw in Neurenberg en Augsburg klokken in serie werden vervaardigd en het uurwerk afdaalde naar de woonhuizen, begon de tijdmeting ook het persoonlijke leven van individuen te doordringen. (...) Weizenbaum (1976) geeft een voorbeeld van de gedragsveranderingen die de klok afdwong:
'Het hongergevoel werd verworpen als reden om te gaan eten; in plaats daarvan at men wanneer een abstract model een bepaalde toestand had bereikt, dat wil zeggen wanneer de wijzers van de klok bepaalde streepjes aanwezen op de wijzerplaat van de klok, en datzelfde ging gelden voor het tijdstip om te gaan slapen en op te staan, enzovoort.'"(p. 162)