>>>  Laatst gewijzigd: 18 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Taal

De toetsing

Alvorens over te gaan tot het opstellen van empirisch toetsbare proposities, zal het noodzakelijk zijn om zoveel mogelijk feiten van descriptieve aard bijeen te brengen met betrekking tot de diverse aspecten van de hypothese.

Wat betreft de taal

De taal van een taalgemeenschap zal uitputtend beschreven moeten worden. Met behulp van statistische instrumenten kan men de inventarisatie van de woordenschat weergeven, zodat vergelijking met de woordenschat van een andere taalgroep vrij objectief mogelijk wordt. Zo kan bijvoorbeeld blijken dat een groep woestijnnomaden een groot aantal woorden heeft voor kleurschakeringen van geel en bruin. Terwijl een eskimovolk daar geen of nauwelijks woorden voor heeft, maar daarentegen weer wel een ruime keus kan maken uit woorden die allerlei toestanden van sneeuw en ijs aanduiden.

Maar ook de structurele schemata van een taal zullen vastgelegd moeten worden. Hierbij kan men een aantal regels hanteren, bijvoorbeeld dat men zich zal concentreren op de gewone spreektaal, dat men alleen structurele schemata in het onderzoek betrekt die een actieve functie hebben en zo voort.

Zie Hoijer (1972), p. 269-70, waar in vijf punten een aantal van die regels voor etnolinguïstisch onderzoek worden aangegeven.

Wat betreft het werkelijkheidsbeeld

Natuurlijk zal men ook hier moeten komen tot een zo volledig mogelijke inventarisatie van de gedragingen, waarderingen en zo voort van een taalgroep, waarna bijvoorbeeld vergelijkingen getrokken kunnen worden met andere taalgroepen met een sterk contrasterende praktijk.

Hoijer (1972), p. 275 stelt bijvoorbeeld voor om de cultuurpatronen te gaan vergelijken van aan de Rio Grande wonende indianenvolkeren als de Hopi, Hano en Tewa, de Hupa en Navaho en Paiute.

Het is overigens onvoldoende om het bij feitenverzamelingen te laten. Een punt van kritiek op Whorf's werkwijze is nu juist dat hij wel met veel materiaal aan komt dragen, maar dat hij daarmee zijn hypothese meer illustreert dan haar toetst Zie Currie (1970):

"In short, with respect to any given hypothesis, the linguistic evidence, both positive and negative, should be systematically, rather than merely impressionistically, examined. Whorf's material is, however, largely impressionistic, anecdotal and illustrative. Therefore it is capable of suggesting his hypothesis, but not of testing it."(413)

Er zal toch geprobeerd moeten worden om te komen tot een aantal proposities, geformuleerd op een wijze die onderzoekers in staat stelt deze proposities op experimentele grondslag te toetsen.