>>>  Laatst gewijzigd: 30 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Fenomenologie

Edmund Husserls transcendentale filosofie

Nu over naar de opvattingen die Husserl in zijn transcendentale filosofie ontwikkelde. Ik laat bij deze gelegenheid maar eens een aantal termen vallen die in het fenomenologische denken erg centraal zijn komen te staan.

Husserl heeft zowel oog voor de objectiviteit als voor de subjectiviteit. Hij probeert aan te geven hoe het subjectieve doorwerkt in het kennisverwervingsproces en hoe het desondanks mogelijk is om tot min of meer objectieve kennis te komen.zonder de gekende verschijnselen geweld aan te doen. Hij onderzoekt, zoals hij zelf zegt, de correlatie die er bestaat tussen het subjectieve bewustzijn en de in de ervaring gegeven objectieve werkelijkheid.

Het subjectieve

Husserl bestudeert het bewustzijn. Hij stelt: bewustzijn is intentionaliteit. Dat betekent: bewustzijn is altijd bewustzijn van iets, is altijd gericht op iets buiten het bewustzijn.

Die gerichtheid van het bewustzijn op iets buiten het bewustzijn verloopt via een aantal concrete intentionele acten: waarnemen dat, hopen op, denken aan, waarderen dat, voelen voor, en zo voort. Het bewustzijn is op die manier voortdurend bezig met de in de ervaring gegeven werkelijkheid. Het kent aan ieder ding, aan elke gebeurtenis een bepaalde betekenis toe. Husserl zegt: het bewustzijn constitueert, geeft zin en betekenis aan de ervaren verschijnselen.

Heel concreet: ik zie dat iemand snel op me af komt. Ik voel een vage angst. Ik herken uiteindelijk wie die iemand is. Ik ben blij dat het die persoon is en niet iemand die kwaad wil. En zo voort. Steeds verricht mijn bewustzijn een intentionele act die wat er is of wat er gebeurt een bepaalde betekenis verleent. Op die manier bouwt elk mens een eigen betekenissensysteem op, een bepaald standpunt, een bepaald gezichtspunt van waaruit hij of zij de verschijnselen benadert. De ene mens lust pudding, de andere mens niet; de ene mens vrijt graag, de andere mens niet; de ene mens voelt zich thuis in het positivisme, de andere mens niet. Husserl zegt: ieder mens heeft zijn eigen horizon. Je kunt het woord letterlijk nemen: als ik aan zee sta, tekent zich een bepaalde horizon voor me af. Maar die horizon ligt niet vast: als ik met een schip de zee op vaar, beweegt de horizon mee en verandert steeds van plaats en van structuur. Het woord 'horizon' staat hier dus voor 'vooronderstellingen', 'waardensysteem', 'referentiekader', en zo voort.

Figuurlijk genomen drukt het woord 'horizon' uit dat mijn zicht op de werkelijkheid beperkt is, dat ik bepaalde dingen wel zie zitten en andere niet. Desondanks ligt mijn horizon niet vast: ik doe steeds weer nieuwe ervaringen op waardoor het mogelijk is dat mijn horizon verschuift en een andere structuur krijgt. Waarom is dat begrip zo belangrijk? Omdat die horizon steeds mee doet als ik bijvoorbeeld een boek lees, of naar een voetbalwedstrijd kijk, of met mensen omga.

Het objectieve

Want, kun je je op grond van het voorgaande afvragen, kun je dan nog recht doen aan de verschijnselen, is het dan nog wel mogelijk om de fenomenen ooit in hun objectiviteit te benaderen? Husserl antwoordt: het punt is niet dat iemand een horizon hééft; dat is nu eenmaal het gevolg van een constituerend bewustzijn, en daar schuilt op zich geen gevaar in. Gevaarlijk wordt het pas als iemand zich van zijn/haar horizon niet bewust is, of wanneer hij/zij zich er wel van bewust is maar hem niet kan relativeren. Want in beide gevallen plaatst hij/zij die horizon dan tussen zichzelf en de verschijnselen en kan zij/hij deze niet meer in hun objectiviteit waarnemen.

Heel concreet: als ik mensen al of niet bewust voortdurend met wantrouwen benader, dan slaag ik er niet in voor die mensen open te staan en naar ze te luisteren, ik houd de deur gesloten. En in het ergste geval heb ik iedereen al bij voorbaat in een hokje geduwd en met een etiket beplakt.

Ander voorbeeld: lees ik een marxistisch boek zonder het minste geloof in maatschappelijke verandering en de noodzaak van ontplooiing van menselijke mogelijkheden, of lees ik een positivistisch boek zonder het minste geloof in de noodzaak van me zo helder en begrijpelijk mogelijk uit te drukken en zoveel mogelijk waar te maken wat ik beweer, dan lees ik zo'n boek al niet echt meer: ik kan dan de betekenis en de waardevolle kanten van alles wat er in gezegd wordt al niet meer ontdekken.

Hoe kun je aan dat gevaar ontkomen? Op de eerste plaats doordat je probeert om je bewust te worden van je eigen horizon. Maar Husserl heeft ook geprobeerd een methode te geven om de gewenste onbevooroordeelde openheid te bereiken. Aan die methode zitten twee kanten.

Zo meende Husserl dan aangegeven te hebben hoe subjectiviteit en objectiviteit in het kennisverwervingsproces op verantwoorde wijze verbonden konden worden. Hij heeft er echter nooit onduidelijkheid over laten bestaan, hoe moeilijk het is om zijn fenomenologische methode op succesvolle wijze te hanteren.

Samenvattend

Ik zet nog eens de verschillende fasen van de fenomenologische methode achter elkaar.