>>>  Laatst gewijzigd: 30 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Fenomenologie

Husserl's idealisme

Als laatste thema wil ik een aantal met elkaar samenhangende problemen bespreken. Hierboven heb ik er al een paar van geformuleerd. Verder horen hierbij de vragen of Husserl werkelijk het probleem van het zijn-in-de-wereld en het zijn-voor-de-wereld oplost, of het wereldvernietigingsexperiment niet een farce is, en of Husserl wel werkelijk idealist is.

Ik heb enorme moeite met opmerkingen van Husserl als: de vernietiging van de dingwereld raakt niet aan de existentie van het bewustzijn (6, §49), het transcendentaal bewustzijn vormt geen. deel van de natuur (6, §51), enz.

Ik vind het experiment van de wereldvernietiging inderdaad een farce. Zonder wereld zou er immers geen mens zijn, dus ook geen bewustzijn. Er moet een wereld "im voraus" zijn , anders waren ervaring en bewustzijn onmogelijk. Het is mogelijk dat er geen overeenstemming te bereiken valt over een voor ieder aanvaardbare ervaringssamenhang over hóe de wereld is, maar dát er een wereld is, is noodzakelijk voor het hebben van ervaring. Ik denk dat Husserl hier het bewustzijn te veel verabsoluteert.

Het is volgens mij niet zo dat het bewustzijn geen deel van de wereld zou vormen, en het is dus ook niet zo dat op het bewustzijn geen oorzaken en invloeden zouden inwerken. De wereld begrenst de mogelijke ervaringen en daarmee de mogelijke intenties van het bewustzijn. Het bewustzijn is gebonden aan het gegevene en daarmee begrensd in zijn vermogen tot constitutie. Al zal ik niet ontkennen dat het bewustzijn wel de noodzakelijke voorwaarde is om over de wereld te denken en te praten.

Waarom zou er een tegenstelling bestaan tussen een bewustzijn als noodzakelijke voorwaarde voor het kennen van de wereld en een relatieve zelfstandigheid van de wereld? Maakt Husserl niet de denkfout dat hij "het bewustzijn is noodzakelijke voorwaarde voor het kennen van de wereld" vervangt door "het bewustzijn is noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van de wereld"? Voor mensen is de wereld niets als ze er niet over nadenken en praten. Maar dat wil niet zeggen dat de wereld wegvalt zonder denkende en pratende mensen. Hij valt alleen voor de ménsen weg, niet als zodánig. Daarom kun je ook niet zeggen dat de wereld afhankelijk is van het bewustzijn, terwijl het bewustzijn onafhankelijk zou zijn.

Van de andere kant zegt Husserl zelf dat hij het bestaan van de wereld niet als een scepticus in twijfel wil trekken. Zo lang Husserl alleen methodische bedoelingen heeft, waarmee hij wil aangeven dat de invloeden, het determinerende karakter van de wereld tegenover het bewustzijn tot dan toe zwaar overschat zijn en dat je het bewustzijn niet alleen maar als een deel van de natuur moet zien, vind ik het prima. Maar zo gauw die transcendentale instelling ontologisch geïnterpreteerd gaat worden, ben ik tegen.

Het kan zijn dat ik toch nog steeds in de natuurlijke instelling ben blijven hangen en de essentie van de transcendentale reductie niet begrepen heb. Maar voorlopig kan ik een zin als "de wereld is relatief tegenover de absoluutheid van het bewustzijn" beter pruimen dan een zin als "het bewustzijn is denkbaar zonder wereld". In het eerste geval zie ik eigenlijk niet de voor de hand liggendheid van het etiket 'idealisme', omdat je dan in feite de tegenstelling tussen idealisme en realisme overbrugd door te erkennen dat er geen bewustzijn is zonder wereld en geen wereld voor ons zonder bewustzijn. Moeten we misschien spreken van een 'methodisch idealisme'?

Kritiek op Husserl

Deze kan samengevat worden met Heidegger's woorden: 'ontologische Bodenlosigkeit' en 'ontologische Unterbestimmtheit' van het transcendentale subject, een kritiek die ook geleverd wordt op Dilthey:

Met andere woorden: het kennistheoretische schema overheerst:

"Man fragt sich, ob nicht in beiden Fällen [in het geval van Dilthey en in het geval van Husserl] der eigentliche Inhalt des Lebensbegriffes durch das erkenntnistheoretische Schema einer solchen Ableitung aus letzten Bewußtseinsgegebenheiten überfremdet wird. Vor allem die Schwierigkeiten, die das Problem der Intersubjektivität und das Verstehen des fremden Ich bieten, lassen diese Frage aufkommen." (Gadamer Wahrheit und Methode, p.236)

Graaf York heeft volgens Gadamer een betere kijk op de zaak: in zijn denken staat het leven centraal en is het bewustzijn de uitdrukking ervan. De filosofie heeft als taak te laten zien dat dat zo is, de filosofische reflectie moet de structuur van het leven zien te achterhalen door te proberen het bewustzijn vanuit zijn oorsprong te verstaan. Hiermee geeft York precies weer wat Hegel in zijn Phänomenologie des Geistes had uiteengezet: de overeenstemming tussen leven en bewustzijn. York doet daarmee meer dan Dilthey en Husserl:

"Denn er geht nicht nur in erkenntnistheoretischer Absicht auf das Leben zurück, sondern hält den metaphysischen Zusammenhang von Leben und Selbstbewußtsein, wie ihn Hegel herausgearbeitet hatte, fest." (Gadamer Wahrheit und Methode, p.240)