>>>  Laatst gewijzigd: 18 maart 2024   >>>  Naar www.emo-level-4.nl  
Ik

Filosofie en de waan van de dag

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Taal

Het ordenen van ervaring

Het is belangrijk te onderscheiden tussen de werkelijkheid zélf en de menselijke interpretaties en verwoordingen ervan. Het woord dat het ding noemt is nooit zélf het ding. Anders zou niet te verklaren zijn, dat er woorden zijn waaraan geen ding beantwoordt of dat er dingen zijn waarvoor nog geen woord bestaat.

Desondanks zijn dingen en gebeurtenissen alleen maar dingen en gebeurtenissen binnen een bepaalde menselijke interpretatie. Dat blijkt al uit de manier waarop mensen plegen waar te nemen. Condon drukt dat als volgt uit:

"What we see (or hear, smell, feel, and so on) depends on what we think we want and need to see. (...) Perception is an active process, not something 'natural' or identical for all persons with comparable eyesight. (...) We must be aware that we are constantly being selective, and that what we do perceive is but the tiniest part of what is perceptible. (...) ...not only do we fail to see what is 'out there' with anything resembling 'ideal objectivity', but we constantly rehearse our own peculiar perceptions."
(John C. CONDON - Semantics and Communication, p.15 en 19)

Perceptie

We zien vaak alleen maar wat we willen zien en we horen alleen maar wat we willen horen. Zo zien we de overtredingen van onze favoriete judoka's gauw over het hoofd en zien we er te veel bij de tegenstanders. Zo horen ouders hun kinderen huilen waar verder niemand ze hoort. Vaak wordt hiervoor liever het woord 'perceptie' gebruikt dan het woord 'waarneming'. Ik gebruik hier beide door elkaar heen.

Waarneming is inderdaad een actief en selectief proces. We zien de werkelijkheid op een bepaalde manier, we kijken op een bepaalde manier tegen de werkelijkheid aan. Maar daarmee verwoorden we de werkelijkheid ook op een heel bepaalde manier. Onze waarnemingen maken hoe we over de werkelijkheid gaan praten, terwijl de wijze van het bepraten van de dingen onze waarnemingen van de werkelijkheid weer stuurt.

Het benoemen van de werkelijkheid

Hoe bepraten we de dingen? Door ze een naam te geven. En met het noemen ervan, brengen we een bepaalde ordening aan in onze ervaring van de werkelijkheid: sommige dingen zonderen we af van de rest van de dingen er om heen. We geven sommige dingen een eigen status.

Als ik iets 'blauw' noem, dan zeg ik tegelijkertijd dat het niet rood is. Daardoor onderscheidt datgene wat ik 'blauw' noem zich van andere dingen die ik 'rood' noem.

Nog een andere illustratie: iemand die naar de sterrenhemel kijkt en sterrenbeelden kan onderscheiden en benoemen ziet andere dingen dan iemand die dat niet kan. De eerste persoon ziet een geordendheid, die de laatste persoon niet ziet.

Dit proces van het benoemen van dingen, en daarmee van het sturen van de waarneming, en daarmee van de ordening van onze werkelijkheidservaring, heeft vergaande gevolgen. De werkelijkheid waarmee de Eskimo's dagelijks om gaan is anders dan de werkelijkheid waarmee woestijnnomaden of inwoners van Nederland om gaan. Als consequentie daarvan is er een verschil in ervaringen die opgedaan worden. Zodat het ook zo is dat de ordening die Eskimo's in hun werkelijkheidservaring aanbrengen via de taal anders is dan de ordening die de woestijnnomaden en de Nederlanders in hun werkelijkheidservaring aanbrengen.

Ik kan me voorstellen dat Eskimo's tientallen woorden hebben voor sneeuw. Want wat de Eskimo's waarschijnlijk met hun taal doen, is onderscheiden tussen 'sneeuw die pas gevallen is', 'sneeuw die hard bevroren is', 'sneeuw die op een rivier ligt die niet overal bevroren is', 'sneeuw die op een stuk land ligt waarin putten voorkomen', en zo voort. Zij hebben het nodig om te onderscheiden tussen die verschillende sneeuwsituaties: hun leven kan er van afhangen.

Terwijl woestijnnomaden het woord 'sneeuw' misschien niet eens kennen of alleen van 'horen zeggen'. Maar hún leven zal van het al of niet kennen van dat woord ook nooit afhangen. Waar het leven van woestijnnomaden van af kan hangen, dat is het vermogen te onderscheiden tussen allerlei zandsituaties en daarmee van het kunnen onderscheiden van de verschillende nuances geel en bruin die het zand in die diverse situaties zal aannemen. Waarschijnlijk bevat de taal van deze woestijnnomaden daarom veel woorden die de genoemde kleurnuances tot uitdrukking kunnen brengen.

En zo hebben Nederlanders misschien meer woorden voor allerlei watersituaties. En zo verder, al naargelang de context.